UITMERGELEN - (mergelde uit, heeft uitgemergeld), een akker uitmergelen, door bebouwing zonder te bemesten uitputten: een paard uitmergelen, afmatten, hard laten werken zonder voldoende voeder en rust te geven;
— zich door een wellustig leven uitmergelen, verzwakken, uitputten;
— verarmen, alles afnemen: de wingewesten uitmergelen. UITMERGELING, v. het uitmergelen.