UITLACHEN - (lachte uit, heeft uitgelachen), ten einde lachen; lachend bespotten; iem., een ongelukkige uitlachen; iem. in het gezicht uitlachen;
— (fig.) zich (om iem.) niet bekreunen: ik lach hem uit, ik geef niet om hem. UITLACHING, v.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: