Gepubliceerd op 02-09-2018

Einde

betekenis & definitie

EINDE, o. (-n), ook EIND, END, o. (-en), gedeelte van eene ruimte, waar iets eindigt, ophoudt, (tegenovergestelde van begin): aan het einde der baan; het einde van een weg;

— uiteinde: een stok heeft twee einden;
— (w. g.) die kaars brandt aan beide einden, gezegd van iem. die op dwaze wijze geld of gezondheid verkwist;
— aan het langste einde blijven, trekken. het beste af zijn, (ook) de baas blijven; aan het slechtste eind zijn, in de ongunstigste positie verkeeren, het moeten opgeven, het onderspit delven;
— zij trekken ééne lijn, maar ieder aan één einde, schijnbaar gaan zij samen, maar inderdaad werken zij elkander tegen;
— niet weten waar het eind (aan) vast is, niet den rechten grond weten, geen begin kunnen krijgen;
— hij heeft het bij het rechte eind, begrijpt, pakt de zaak goed aan, ziet de zaak goed in;
— (w. g.) hij weet de einden niet aan elkaar te knoopen, komt altijd te kort;
— uiterste grens hij woont aan het einde der stad;
— aan het einde van de wereld wonen, (fig.) zeer ver weg; het einde van een bosch;
— van alle einden der wereld waren er afgevaardigden, van alle plaatsen;
— begin; het paard kon niet van het einde (der baan) komen;
— punt: het einde van een spijker is scherp; vgl. overeind;
— stuk, gedeelte iem. een eind (van den weg) vergezellen; een eind gaan loopen; een eind touw; een eind hout;
— (van den tijd, van handelingen enz.) (tegenover aanvang, begin): het einde van het jaar, van den zomer;
— hei einde van de wereld, bij den ondergang van de wereld;
— de wereld loopt ten einde, gezegd bij het zien of hooren van vreemde, wonderlijke zaken;
— een eind aan iets maken, beslissen, afmaken ten einde brengen; iets tot een goed eind brengen;
— een eind nemen, ophouden te zijn, te bestaan;
— in het einde, ten slotte, eindelijk;
— van hei begin tot het einde, geheel en al;
— aan alle ding, aan alles komt een eind, (als troost, vermaning);
— het is een begin zonder einde, het duurt buitensporig lang;
— eene vertelling zonder einde;
— einde goed, alles goed, als de zaak maar goed uitvalt (eindigt), vergeet men de moeite en zorg daaraan besteed;
— zijn geduld loopt ten einde, hij wordt ongeduldig;
— ten einde raad zijn, niet meer weten wat te moeten doen;
— aan het einde (bij het einde) van de markt, bij het sluiten;
— het einde van het feest, van den maaltijd;
— het einde van de verkooping, afloop;
— er kwam geen einde aan zijn gelamenteer, dat hield niet op;
— er komt geen eind aan den optocht, de stoet is zeer lang;
— zij stelen en rooven, daar is het eind van weg, buitengewoon veel;
— het eind zal den last wel dragen, later komen de onaangenaamheden, de gevolgen blijven niet uit;
— (gew.) hij moet altijd wat nieuws bij het eind hebben, begint telkens met wat nieuws, houdt van verandering;
— armoede is het einde, vooruitzicht;
— het einde (van het liedje) is de dood, de dood volgt zeker;
— het einde van de besprekingen is geweest..., de uitslag, het resultaat;
— dood zijn einde vinden in de golven;
— aan zijn eind komen, sterven;
— zijn einde voelen naderen, beseffen dat de dood nadert;
— iem. aan zijn eind brengen, voor zijn onderhoud zorgen, hem in de laatste levensdagen verzorgen;
— hij kon met dat kapitaaltje zijn eind niet krijgen, kon niet tot zijn dood in zijne behoeften voorzien;
— doel, bedoeling tot dat einde; te dien einde; ten einde, (voegw.). Eindje, o. (-s), zie aldaar.