Toekijken - (keek toe, heeft toegekeken), naar (iets) kijken of zien, gadeslaan: kijk maar goed toe, dat men u niet bedriegt; wij mochten toekijken, wij kregen niets, (ook) wij mochten niet meedoen. TOEKIJKER, m., TOEKIJKSTER, v. (-s), aanschouwer, aanschouwster.
TOEKLAMPEN., (klampte toe, heeft toegeklampt), met klampen dichtmaken.