Terugkomen - (kwam terug, is teruggekomen), wederkeeren: wanneer komt gij terug;
— van eene dwaasheid, terugkomen, die niet meer begaan; van een plan, een besluit terugkomen, er geen gevolg aan geven, het intrekken;
— van eene dwaling terugkomen, die als zoodanig inzien; (flg.) op iets terugkomen, er nog eens over spreken of schrijven.