Gepubliceerd op 02-12-2018

Terug

betekenis & definitie

Terug - bw. naar het punt van uitgang : de reis terug; heen en terug; heen en weder;

— (elliptisch gebezigd in) terug (gaat of wijkt terug), maakt plaats, wijkt; (zeew.) terug, roei, stoom terug; ik moet terug (terugkeeren); geld terug (terugontvangen).
(Terug vormt met tallooze werkw. scheidbare samenstellingen en beteekent dan naar het punt van uitgang, achteruit, achterwaarts; opnieuw, weder. Alleen de voornaamste zijn hier opgenomen).