Taling - m. (-en), de kleinste inheemsche eend, vrij algemeen in vijvers en moerassen aangetroffen; de zomertaling (anas querquedula) en de wintertaling (A. crecca);
— (spr.) een taling uitzenden om een eendvogel te vangen, eene kleinigheid wagen om een groot voordeel te behalen. TALINKJE, o. (-s).