Taak - v. (taken), bepaald opgegeven werk, arbeid die verricht moet worden: iem. eene taak opgeven, opleggen; zijne taak afmaken; zijne taak is afgeweven, (fig.) zijn leven is teneinde;
—te vervullen plicht: zich ten taak stellen; hij had, daar eene zware taak. TAAKJE, o. (-s).