Gepubliceerd op 02-12-2018

Stroef

betekenis & definitie

Stroef - bn. bw. (...ver, -st), niet glijdend, ruw, hard, verroest: dit slot, die grendel gaat erg stroef,

— stroeve keien, waarop paarden niet licht uitglijden ;
— bot: de zaag gaat stroef;
— (fig.) niet vloeiend, hortend: stroeve verzen; een stroeve stijl;
— onvriendelijk, stijf, koel: een stroef antwoord ; een stroef gezicht zetten.
STROEFHEID, v. hardheid, botheid; (fig.) onvriendelijkheid, koelheid, stijfheid.

< >