Gepubliceerd op 02-12-2018

Storten

betekenis & definitie

Storten - (stortte, heeft en is gestort), plotseling en met geweld van eene hoogte doen vallen : iem. uit een raam, van eene rots, in een afgrond storten;

— (fig.) iem. in het ongeluk storten, hem ongelukkig maken ;
— plotseling uitgieten, hetzij met opzet, hetzij bij toeval: haver uit een zak storten; zand, steenen uit een wagen, kruiwagen storten; water, wijn, olie storten, vergieten, doen vloeien
—zijn bloed voor het vaderland storten;
— geld uit een zak storten;
— geld uit de eene kas in eene andere storten, overdragen; deze ontvanger moet iedere 3 maanden storten, het ontvangen geld afdragen; deze som is bij den kassier gestort, afgeleverd;
— plotseling en met eenige kracht van boven neervallen : van het paard storten; met zijn paard storten, vallen; met het hoofd naar beneden storten; van eene brug in het water storten;
— de golven storten over het schip, slaan er overheen ;
— de regen stort naar beneden, het is een stortregen ;
— zich uit een venster storten, zich daaruit werpen ;
— zich op den vijand storten, dien met onstuimigheid aangrijpen;
— zich in ’t verderf, in gevaar storten, blindelings begeven.