Het begrip spier heeft 4 verschillende betekenissen:
1. spier - SPIER - v. (-en), kleine teere punt, inz. grasscheutje, korenhalmpje : een spiertje gras;
— (fig.) ik geef er geene spier om, ik bekreun er mij niet om.
2. spier - SPIER - v. (-en), (ontl.) de vleezige bundels in het dierlijk lichaam die door hunne samentrekking en strekking de beweging der deelen veroorzaken ; gladde spieren, die der onwillekeurige beweging ; dwarsgestreepte spieren, die onder invloed van den wil staan; de buik, het ei, het hoofd, de aanhechting eener spier; tweehoofdige spier. SPIERTJE, o. (-8).
3. spier - SPIER - v. (-en), (zeew.) lange , dunne paal van 25 tot 30 voet lengte, het topeinde van juffers; rondhout op kleine schepen tot mast en op grootere tot ra of steng dienende.
4. spier - SPIER - v. (-en), eene soort van zwaluw, spierzwaluw.