Gepubliceerd op 02-09-2018

Dierlijk

betekenis & definitie

DIERLIJK, bn. bw. (-er, -st), tot het dier (in den ruimen wetenschappelijken zin) behoorend; dierlijke stoffen, vetten;

— dierlijke olie, van dieren afkomstig;
— dierlijke warmte, electriciteit, in het dierlijk lichaam voortgebracht;
— dierlijk voedsel gebruiken, uit de dierenwereld afkomstig;
— (physiologie) het dierlijk leven, het animale leven, de gezamenlijke betrekkingsverrichtingen (gewaarwording en willekeurige beweging);
— (als tegenstelling met menschelijk) grofzinnelijk, vleeschelijke lusten betreffend aan zijne dierlijke lusten voldoen;
— dat is dierlijk, beestachtig;
— het dierlijke in den mensch, vgl. verdierlijken. DIERLIJKHEID, v. beestachtigheid;
— in dierlijkheid verzonken, grove zinnelijkheid.