SNIPPER - v. (-s), afsnijdsel, afval: snippers papier;
— gesuikerde snippers, aan zeer dunne reepjes gesneden gekonfijte oranjeschil;
— (fig.) eene snipper op hebben, te veel sterken drank gebruikt hebben. SNIPPERTJE, o. (-s), kleine snipper; hij zal er geen snippertje van hebben, totaal niets.