o. (-s), een afgesneden stuk; meest gezegd van de kleine deelen die van iets afvallen, wanneer het met een mes of ander snijdend tuig bewerkt wordt;
— inz. bij slagers allerlei kleine overgeschoten stukjes spek of vleesch, bankvleesch;
— ook in gebruik bij kleermakers, van de lappen die bij het snijden van een kleed van het laken worden afgesneden dit afsnijdsel kan nog voor den kraag dienen.