SMEULEN - (smeulde, heeft gesmeuld), langzaam gloren zonder vlam (van brandstoffen): er smeult iets, ik ruik eene brandlucht; het puin smeult nog, na een brand;
— (fig.) heimelijk dreigen: er smeult een oproer, verraad, samenzwering; die liefde smeulde reeds lang in zijn hart. SMEULING, v. het smeulen.