Wat is de betekenis van smeulen?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

smeulen

smeulen - regelmatig werkwoord uitspraak: smeu-len 1. zacht licht uitstralen door verhitting ♢ het houtskool lag te smeulen in de barbecue 1. er smeulde haat in zijn ogen [er was haat in te zien]...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Smeulen

v., smeule.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMEULEN

(smeulde, heeft gesmeuld), 1. zacht, langzaam branden zonder vlam : er smeult iets, ik ruik een brandlucht; het puin smeult nog, na een brand ; een smeulend vuurtje; 2. (fig.) bedekt aanwezig zijn (van iets dat met een vuur of gloed vergeleken wordt), broeien : die liefde smeulde reeds lang in zijn hart; er smeult een opvoer, verraad, samenzwering...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

smeulen

smeulde, h. gesmeuld (gloeien onder de as; langzaam gloeien zonder vlam): het puin ligt nog te smeulen, brandt nog zonder vlam; fig. er smeult iets b.v. verraad dreigt heimelijk; het smeulend vuur der tweedracht.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

smeulen

(’smeulən) (smeulde, heeft gesmeuld) [~ smoren] 1. glimmen, gloeien zonder vlam : een -d vuur; het puin smeult nog. 2. heimelijk dreigen: er smeult verraad. oproer; het -d vuur van de tweedracht.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SMEULEN

SMEULEN - (smeulde, heeft gesmeuld), langzaam gloren zonder vlam (van brandstoffen): er smeult iets, ik ruik eene brandlucht; het puin smeult nog, na een brand; — (fig.) heimelijk dreigen: er smeult een oproer, verraad, samenzwering; die liefde smeulde reeds lang in zijn hart. SMEULING, v. het smeulen.