Gepubliceerd op 06-12-2018

SMAKEN

betekenis & definitie

SMAKEN - (smaakte, heeft gesmaakt), proeven; (ook) den smaak aandoen : dat vleesch smaakt goed; smaakt u die soep ?;

— naar iets smaken, den smaak van iets hebben : dat smaakt naar uien;
— een kwalijken smaak voortbrengen : de soep smaakt naar roet, naar rook; het smaakt zuur;
— het smaakt hem, hij vindt het lekker:
— hij laat het zich smaken, eet er veel van;
— het begint hem weer te smaken, hij krijgt er weer trek in;
— genieten : genoegen smaken in iets;
— (w. g.) ondervinden : droefheid, smaken;
— bevallen : dat voorstel smaakte hem niet;
— zweemen naar : dat smaakt naar ongeloof.