Gepubliceerd op 22-11-2018

Proeven

betekenis & definitie

Proeven - (proefde, heeft geproefd), smaken, den smaak onderzoeken: het eten proeven; proef eens, of de soep zout genoeg is;

— (gemeenz.) hij heeft vooruit geproefd, met wie hij trouwen gaat, vleeschelijke gemeenschap gehad;
— een weinig nemen : proef eens van dien wijn;
— hij heeft er nauwelijks van geproefd, het eten haast niet aangeroerd;
— hij proeft, is een drinker, een dronkaard;
— door den smaak waarnemen : hij proeft niet, wat hij eet; is het eten een weinig aangebrand ? ik proef er niets van;
— (fig.) ondervinden : nu proeft hij, wat het is, zoo voorbijgegaan te worden;
— zij heeft daar ook terdege van geproefd, dat in hooge mate ondervonden, leeren kennen;
— hij zal er van proeven, er van lusten, er duchtig van langs hebben;
— kennen : daar kunt gij den geringen burgerman uit proeven;
— (minachtend) je moet ze maar proeven, je moet ze maar leeren kennen;
— (Bijb.) de Heere die hart en nieren proeft;
— (plaatdr.) eene proef trekken;
— goud, zilver proeven, het gehalte onderzoeken. PROEVING, v. het proeven.