SLUITAPPEL - m. (-s), een tandswijs doorgesneden appel;
...BALK, m. (-en), (bouwk.) balk waar zich al de bogen van ’t gewelf vereenigen;
...BAND, m(-en), buikgordel; band die tot omsluiting (van iets) dient; hoepel;
...BEN, v. (-nen), sluitmand;
...BOOM, m. (-en), boom ter sluiting van een ingang of toegang: sluitboom aan een overweg, aan een tol;
...BOUT, m(-en), bout, dienende om iets af, in of vast te sluiten : sluitbout van een ketting, spilletje, waarmede de laatste schalm van een ketting geopend ongesloten kan worden;
...CELLEN, v. mv. (plantk.) cellen die de lippen van een huidmondje vormen;
...DEUR, v. (-en);
...DOOS, v. (...zen), doos met slot.