SLUIMEREN - (sluimerde, heeft gesluimerd), zacht, doch onvast slapen, dutten: een uurtje sluimeren; (fig.) hij sluimert reeds in yt graf, hij is reeds dood en begraven;
— in dien jongen sluimert een voortreffelijke aanleg, hij heeft een voortreffelijken aanleg, waarvan nu pas blijken komen. SLUIMERING, v. het sluimeren; dutje.