Gepubliceerd op 06-12-2018

SLUIER

betekenis & definitie

SLUIER - m. (-s), dun, doorzichtig weefsel dat vrouwen dragen om zich het gezicht te bedekken en gewoonlijk zeer lang neerhangt: den sluier laten vallen, neerslaan, opslaan, terugslaan;

— inz. als dracht van bruiden en doopelingen : zij is in een sluier getrouwd, aangenomen;
— (als dracht der nonnen): den sluier aannemen, in een klooster gaan;
— (als dracht van treurende -weduwen) zij rouwt met den sluier;
— wat iets aan het oog onttrekt, bedekking: een sluier over iets werpen; den sluier trachten op te lichten, die er over eene zaak ligt; onder den sluier van den nacht, van het geheim;
— (fot.) dof waas, waarmee de lichtgevoelige plaat of het negatief bedekt is;
— band tot ondersteuning van een gewonden arm;
— (nat. hist.) sluier van een uil, krans van stijve veeren om de groote ooropeningen; deze krans breidt zich soms ook om de oogen en de keel uit;
— sluier van zwammen. SLUIERTJE, o. (-s).

< >