SLEPEND - bn. wat sleept: een slependen gang hebben, niet flink loopen:
— (dans) slepende pas, zonder de voeten op te tillen ;
— wat lang duurt: aan eene slepende ziekte overlijden, aan eene kwijnende, langdurige ziekte ;
— eene slepende voordracht, die langdradig, gerekt is ;
— eene slepende stem, lijmerig, niet flink;
— (lett.) slepend rijm, dat eindigt op toonlooze lettergrepen: slepende verzen ;
— eene beschoeiing stelt men meestal slepende naar achteren, hellende.