Gepubliceerd op 06-12-2018

SLAPER

betekenis & definitie

SLAPER - m. (-s), die slaapt; inz. gast die overnacht, hetzij een vriend of kennis, hetzij een vreemdeling : ik heb dezen nacht drie slapers;

— slapers houden, nachtverblijf geven ;
— (fig.) domoor, droomer: het is een echte slaper;
— oogvuil, gele stof die na het slapen in de ooghoeken zit;
— (maten en gewichten) standaard;
— (zeew.) slapers, stukken hout die met hun lengte min of meer langscheeps tegen de binnenoppervlakten der inhouten geplaatst worden ; stutten van de beting en van ’t braadspil ;
— hetgeen alleen in tijd van nood dient en hulp kan verleenen, b.v. een binnendijk;
— dominosteen die op stok ligt, die slaapt.

< >