Scheergang - v. (-en), (zeew.) schaarstok;
...GAREN, o. (-s), (wev.) garen, dienende om den ketting te maken;
...GEBINT, o. (-en), bovenste muurlaag die het dakgetimmerte draagt; A-vormig gebinte om de gordingen, de kepers en den vorstbalk te dragen;
...GELD, o. geld dat men voor het scheren betaalt of betaald krijgt;
...GEREEDSCHAP,
...GEREI,
...GOED, o. wat tot het baardscheren noodig is.