Schaamteloos - bn. bw. die geene schaamte heeft: een schaamteloos mensch; eene schaamtelooze vrouw;
— in hooge mate onbeschaamd : een schaamtelooze leugenaar;
— schaamtelooze taal, woorden, gebaren, waardoor iemands schaamtegevoel gekwetst wordt. SCHAAMTELOOSHEID, v.