schaamteloos
...
Muiswerk Educatief (2017)
schaamteloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: schaam-te-loos 1. zonder enige schaamte ♢ schaamteloos liet hij zijn broek zakken Bijvoeglijk naamwoord: schaam-te-loos ... is schaamtelozer dan ... ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (...lozer, meest —), 1. geen schaamte gevoelend, geen schaamtegevoel hebbend: een schaamteloos mens; — ook : in de genoemde kwaliteit zonder schaamte: een schaamteloze leugenaar; 2. niet met schaamte gepaard gaand, waarvoor men zich niet schaamt: schaamteloze hebzucht, luiheid; — (bw.) zonder schaamte: schaamteloos liegen...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; schaamtelooslozer, schaamteloost (geen schaamte gevoelend; geen schaamtegevoel bezittend; zonder schaamte, cynisch): een schaamteloos bedrieger; onbeschaamd is zwakker.
Jozef Verschueren (1930)
(’ scha:mtәlo:s) bn. en bw. (...lozer, -t) 1. zonder schaamte: een schepsel; een belofte onder de voeten treden. Syn. ➝ onbeschaamd. 2. niet met schaamte gepaard gaand: een ...loze bekentenis van luiheid. 3. getuigend van gemis aan schaamtegevoel: de bankroetier bleef zijn luxe ten toon spreiden. 4. eerloos, schandelijk: een bedrieger.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-lozer, meest), 1. geen schaamte gevoelend, geen schaamtegevoel hebbend: een mens; een schaamteloze leugenaar; 2. waarvoor men zich niet schaamt: schaamteloze hebzucht, luiheid; (bw.) zonder schaamte: schaamteloos liegen.
J.H. van Dale (1898)
Schaamteloos - bn. bw. die geene schaamte heeft: een schaamteloos mensch; eene schaamtelooze vrouw; — in hooge mate onbeschaamd : een schaamtelooze leugenaar; — schaamtelooze taal, woorden, gebaren, waardoor iemands schaamtegevoel gekwetst wordt. SCHAAMTELOOSHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: