Rookgang - v. (-en), (stoomw.) rookkanaal;
...GAT, o. (-eu), gat tot doorlating van den rook, schoorsteentje ; kamer of huis waarin het veel rookt;
...GELD, o. geld dat de slager in rekening brengt voor het rooken van vleesch enz ;
— geld om er tabak of sigaren voor te koopen;
...GEREI, o. alles wat tot het rooken noodig is ;
...HOEN, o. (-ders), (hist.) hoen dat de poorters in Holland en Gelderland, die eene eigen haardstede hadden, den vorst jaarlijks moesten opbrengen;
...HOK, o. (-ken), plaats waar vleesch te rooken hangt ; vertrek waarin veel gerookt wordt, inz. in eene kroeg ; kamer waarin het altijd veel rookt ;
...HOL, o. (-en), kamer (inz. in eene herberg) waar veel rookers bijeen zijn;
...HUT, v. (-ten), rookerij.