Wat is de betekenis van Haardstede?

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Haardstede

s., hurdsté (it), -steed (it), hurdstal (it), fjûrsté (it).

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haardstede

v. (-n), 1. vuurplaats, haard; — bij uitbr. stookplaats: een huis met vier haardsteden: 2.(overdr.) woning, huis en erf: voor haardsteden en altaren vechten (Lat. pro aris et focis), voor zijn vaderland strijden; — woonplaats: naar zijn haardstede terugkeren <inz. van krijgslieden).

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

haardstede

v. haardsteden (1 stookplaats; 2 fig. [eigen] woning, huis en erf): 1. ik heb drie haardsteden; belasting op haardsteden; 2. de troepen keren naar hun haardsteden terug, de oorlog is geëindigd; voor haardsteden en altaren vechten.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haardstede

v.(-n) 1 .Eig. stookplaats, schoorsteen. 2. Metn. eigen woning : naar zijnterugkeren; voor -n en altaren vechten. voor vaderland en gosdienst.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

haardstede

v./m. (-n), 1. stookplaats; 2. (fig.) woning, huis, erf: naar zijn — terugkeren.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Haardstede

HAARDSTEDE, v. (-n), stookplaats: een huis met vier haardsteden; huis en erf voor haardsteden en altaren vechten, voor zijn vaderland strijden; naar zijne haardstede wederkeeren. HAARDSTEDENGELD, o. schoorsteengeld, belasting op de haardsteden.