Psalm - m. (-en), loflied ter eere der godheid, gewijde harpzang, inz. in de H. Schrift: psalmen Davids, de lof-, dank-, bid-, triomf- en boetzangen van den grooten dichter koning David der oude Hebreeuwen: het boek der psalmen;
— van den beginne af werden zij bij de kerkelijke diensten, gelijk nog, gezongen en gebeden, daar de Christenen ze in hun eeredienst van de Joden overnamen. PSALMPJE, o. (-s).