Postuur (2) - o. (...turen), gestalte, houding: gemakkelijk, vrij, ongedwongen van postuur;
— zich in postuur zetten, eene ongewone houding aannemen (om het een of ander te doen, te beginnen);
—zij heeft een fraai postuur, eene fraaie leest, zij is schoon van vormen.
POSTUURTJE, o. (-s).