Gepubliceerd op 22-11-2018

Poffen

betekenis & definitie

Poffen (pofte, heeft gepoft), met een doffen slag op den grond neerkomen of doen neerkomen: hij pofte op den grond; iem. op den grond poffen;

— met een dof geluid de lucht tusschen de lippen laten ontsnappen, paffen;
— blazen, rooken;
— in de heete asch of op eene heete plaat braden, waarbij men telkens een doffen knal hoort: boontjes, aardappelen, kastanjes poffen;
— met een poffer schieten;
— kloppen, duwen; met gebalde vuist stompen uitdeelen: hij poft er maar op, alsof dat geen zeer doet;
— (naaist.) bol opnemen, zóó naaien dat het bol staat;
— borgen, op krediet koopen : waar heb je dat gepoft ? op krediet verkoopen: heb je geen geld ?, dan zal ik het je wel poffen.

< >