Gepubliceerd op 22-11-2018

Plechtig

betekenis & definitie

Plechtig bn. bw. (-er, -st), statig, waardig, ernstig, van ceremoniën vergezeld en uit eene hoogere stemming voortkomende of die veroorzakende: het was een plechtig oogenblik, toen Karel V zijne waardigheden overdroeg aan zijn zoon; een plechtige dag; een plechtig feest; de Staten zwoeren Filips II plechtig af; eene plechtige stilte heerschte alomme: de gedachten verhieven zich tot God;

— (muz.) ernstig en eenvoudig van melodie en harmonie met eene langzame beweging.
PLECHTIGLIJK, bw., (w. g.).
PLECHTIGHEID, v. (...heden), statigheid, feestelijkheid: de plechtigheid van den doop; de plechtigheid van het huwelijk.