Gepubliceerd op 22-11-2018

Pink (1)

betekenis & definitie

Pink (1) - Pink m. (-en), kleinste vinger;

— (spr.) daar zou ik mijn pink wel voor willen geven, dat zou ik buitengewoon graag hebben;
— de een is wijzer in zijn pink dan een ander in zijn geheele lijf. PINKJE, o. (-s), kleinste vinger; (naaist.) langwerpige naairing;
— een gebakje in dezen vorm.

< >