Overkijken (overkeek, heeft over keken), overzien, zoover de uitgestrektheid reikt de blikken laten gaan; van deze hoogte kan men de gansche vlakte overkijken;
—, (keek over, heeft overgekeken), nog eens bekijken, nog eens nazien: hebt ge alles goed overgekeken, zoodat er geene fouten meer in zijn?;
— over iets heen kijken: de buren kunnen niet overkijken, de muur is te hoog, (ook) de straat is te breed.