Gepubliceerd op 22-11-2018

Overzien

betekenis & definitie

Overzien - (zag over, heeft overgezien), om of over iets heen zien; naar de overzijde zien: de buren kunnen niet overzien;

nazien, verbeteren, herzien : zijn werk overzien;
— overlezen (om van buiten te leeren): ik moet mijne les nog eens overzien;
— (overzag, heeft overzien), van alle zijden bezien: eene landkaart voor schoolgebruik moet overzien kunnen worden; een onderwijzer moet zijne klasse overzien, haar in eens geheel zien; een véld, dat men niet kan overzien; met één oogopslag alles overzien;
— (fig.) berekenen, bepalen: de kosten zijn niet te overzien; de gevolgen, de ellende, zijn ongeluk is niet te overzien. OVERZIENING, v. het overzien.