Oorlam m. (-men), een bevaren matroos; naam die de koopvaardijmatrozen aan de oorlogsmatrozen geven;
— (Z. A.) sluw, listig, pienter persoon;
— o. (-men), het rantsoen jenever dat op vaste tijden aan de matrozen uitgedeeld wordt; een borrel in ‘t algemeen. OORLAMSMOKJE, o. (-s), het tinnen of blikken bekertje waarin het oorlam wordt rondgedeeld.