Oorlap m. (-pen),
...LAPJE, o. (-s), oorlel; het lapje ter weerszijden eener pet of muts waarmede de ooren kunnen bedekt en beschut worden;
— (Zuidn.) zekere oorziekte bij kinderen;
...LEL, v. (-len),
...LELLETJE, o. (-s), onderste uiteinde van het oor;
...LEPELTJE, o. (-s), een werktuigje, min of meer den vorm van een lepeltje hebbende, om de ooren te reinigen;
— oorschelp der dieren;
...LIJDER, m. (-s), iem. die aan eene oorziekte lijdt.