bn. (-der, -st), niet zeker wan iets : onzeker wat te doen of te laten;
— onvast: hij verliet de zaal met onzekeren gang;
— onbetrouwbaar, twijfelachtig : 't zijn nog onzekere berichten; (van iets toekomstigs) aan hoogst onzekere winsten zijn geld wagen;
— wisselvallig: het lot is onzeker; niemand kan gissen, wien God de zegepraal zal gunnen;
— niet met genoegzame zekerheid bekend : het aantal gekwetsten is nog onzeker;
— (zelfst. gebezigd) onzekerheid : in 't onzekere zijn, verkeeren, rondtasten; iem. in het onzekere laten.