bn. bw. (-er, -st), zich niet gedragende als een welopgevoed man: onwellevende bezoekers;
— onbetamelijk, onhebbelijk : de onwellevende en onchristelijke hoogmoed van een gedeelte uwer medebroederen;
— bw. hij heeft zich onwellevend gedragen. ONWELLEVENDHEID, v. het onwellevend zijn; eene daad of handelwijze die onwellevend is.