bn. bw. niet kunnende overgebracht worden op een anderen eigenaar : elke familie bezat een bepaald erfgoed, 't welk onvervreemdbaar was; een onvervreemdbaar recht;
— niet kunnende vervreemd worden van zijne bestemming : de burgerlijke pensioenen zijn onvervreemdbaar;
— bw. zóó dat iets niet vervreemd kan worden : een recht, dat zij onvervreemdbaar bezaten. ONVERVREEMDBAARHEID, v.