Gepubliceerd op 01-11-2018

Ongemak

betekenis & definitie

Ongemak o. last, hinder : men moei een weinig ongemak lijden, om zijn evenmensch een dienst te bewijzen;

— (mv. -ken), een bepaald ongerief, inz. iets dat het lichaam onaangenaam aandoet: de ongemakken van zulk een verren tocht;
— eene kwaal of een gebrek aan het lichaam, inz. eene inwendige kwaal: het weinig beduidend ongemak aan mijn rechterarm; van de voogdij worden verschoond zij die door eene zware en behoorlijk bewezen ziekelijkheid of ongemak gekweld zijn;
— er zit veel ongemak in de boomen, zooals luizen, rupsen enz. ONGE MAKJE, o. (-s), klein ongemak.