Wat is de betekenis van onfatsoenlijk?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onfatsoenlijk

onfatsoenlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet netjes, niet zoals het hoort De onfatsoenlijke zwerver stonk een uur in de wind. Woordherkomst Afgeleid van fatsoenlijk met het voorvoegsel on-

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onfatsoenlijk

onfatsoenlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-fat-soen-lijk 1. in strijd met de goede manieren ♢ haar vriend gedroeg zich onfatsoenlijk op het feest 2. buitengewoon (ongunstig bedoeld) ♢ h...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onfatsoenlijk

adj. & adv., ûnfatsoenlik, ûnskikiik; — persoon, ûnfatsoen.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onfatsoenlijk

bn. bw. (-er, -st), 1. met het fatsoen, de goede manieren in strijd: datgene wat onze fatsoenlijke wereld onfatsoenlijk noemt; — als bw.: onfatsoenlijk eten, spreken; — gemeen: dat onfatsoenlijke woord mag je niet gebruiken; 2. als bw. van graad (scherts.): een onfatsoenlijk groot stuk.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onfatsoenlijk

bn.: onfatsoenlijke woorden.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onfatsoenlijk

(onfat' soenlək) bn. en bw. (-er, -st) in strijd met het fatsoen : -e manieren ; spreken.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onfatsoenlijk

(het accent wisselt), bn. en bw. (—er, —st), met het fatsoen, de goede manieren in strijd: dat wat onze fatsoenlijke wereld onfatsoen'lijk noemt; als bw.: onfatsoen'lijk eten; als bw. van graad (scherts.): een onfatsoen'lijk groot stuk.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)