bn. bw. (-er, -st), niet bedaard, onstuimig, hevig : een onbedaarde toorn; onbedaarde hartstochten;
— bw. van wijze, op eene onbedaarde wijze, zonder bedaren, zonder ophouden, onophoudelijk : onbedaard lachen {gieren, schateren), d. i. zoo uitgelaten, dat men niet tot bedaren kan komen.