omkring, OMMEKRING, m. (-en), (dicht.) kromme lijn of kring, die eene ruimte omsluit; de kring, om een voorwerp of eene plaats getrokken, de omtrek;
— gmv. de ruimte gelegen binnen den kring, die om een voorwerp of eene plaats getrokken is : de omtrek, als ruimte gedacht: heel de omkring siddert van den hoefslag.