1. Nippen (nipte, heeft genipt), met kleine teugjes drinken, er even den mond aanzetten.
2. Nippen (nipte, heeft genipt), (gew.) nijpen, er op aankomen: als het nipt en weder nipt, kan ik het zelf ook wel doen, als het moet; (Zuidn.) op het nippen staan, op het punt staan iets te doen.