Gepubliceerd op 27-09-2018

Nijpen

betekenis & definitie

Nijpen (neep, heeft genepen), knijpen: iem. in den arm nijpen;

vast samendrukken: nijp het nog wat vaster in elkaar;
— (fig.) smart veroorzaken: iem. nijpen, ongemak aandoen: (Zuidn. ook) hem iets te duur aanrekenen;
— (fig.) de nood nijpt dringt;
— de koude nijpt, dringt door, is fel;
— het begint er te nijpen, de nood klimt er op zijn hoogst. NIJPING, v. (-en), het nijpen; hevige buikpijn.