Neusslijmvlies o. (...zen), slijmvlies dat den wand der neusholte bekleedt;
...SPIER, v. (-en);
...STEM, v. (-men), stemgeluid van iem. die door den neus spreekt of zingt;
...UITWAS, o. (-sen), neuspoliep; UITWERPING, v. (-en), het slijmerig druipen uit den neus;
...VISCH, m. (...visschen), (nat. hist.) naam van den sneep, zeker vischje, dat ook snijdersnoek, tabaksrooker, schoorsteenveger en steenmeeuw wordt geheeten;
...VLEUGEL, m. (-s), de buitenwand der neusgaten;
...VOGEL, m. (-s), neushorenvogel;
...WARMERTJE, o. (-s), (scherts.) kort pijpje.