druipen
(19e eeuw) (stud, sold.) zakken voor een examen; blijven zitten. Syn.: sponzen*. • Zou de jonge Heumer spoedig zijn examen doen? En druipen ook, is het geleerde antwoord, als hij niet beter mijn collegie frequenteert en volhoudt mijne vrouw niet te groeten. Dat kun je hem zeggen uit mijn naam. (Johannes Kneppelhout: Studenten-typen. 1839-184...