Gepubliceerd op 31-08-2018

AFSTAMMELING

betekenis & definitie

en ,v (-en). AFSTAMMELINGE, v. (-n), gezegd van al de personen die van een zelfden persoon afstammen; de kinderen en kindskinderen, zoowel als de verdere bloedverwanten in de nederdalende lijn tot in den verwijderdten graad; nakomeling;

— (scherts.) woorden, gebruiken, voorwerpen enz. in betrekking tot datgene waaruit zij voortgesproten of waarvan zij afgeleid zijn drank is een afstammeling van drinken; een stamwoord met zijne afstammelingen; ongetwijfeld is het klootschieten een der oudste balspelen en een onmiddellijke afstammeling van ’t Germaansche steenwerpen.