Monnikskap v. (-pen), hoofdbedekking der monniken;
— beweegbare, met den wind meedraaiende kap op een schoorsteen, gek;
— (plantk.) een vergiftig plantengeslacht, tot de familie der ranonkelachtigen behoorende, naar de kap- of helmvormige gedaante van het bovenste bloemblad (aconitum); ook akoniet en wolfswortel geheeten.